Summary
Dutch to German: more detail...
- snel:
- snellen:
-
Wiktionary:
- snel → schnell, rasch, zügig
- snel → zweckmäßig, ratsam, nützlich, schnell, pfeilschnell, geschwind, pfeilgeschwind, rasch, hurtig
- snellen → hasten, huschen, vorbeihuschen, rennen, laufen
-
User Contributed Translations for snel:
- eilig
Dutch
Detailed Translations for snel from Dutch to German
snel:
Translation Matrix for snel:
Related Words for "snel":
Synonyms for "snel":
Antonyms for "snel":
Related Definitions for "snel":
Wiktionary Translations for snel:
snel
snel
Cross Translation:
adjective
-
sich mit hoher Geschwindigkeit fortbewegend
-
mit großer Geschwindigkeit und ohne Unterbrechung
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• snel | → zweckmäßig; ratsam; nützlich | ↔ expedient — simple, easy, or quick; convenient |
• snel | → schnell; pfeilschnell; geschwind; pfeilgeschwind | ↔ fast — capable of moving with great speed |
• snel | → schnell | ↔ fast — with great speed |
• snel | → schnell; geschwind; rasch | ↔ quick — moving with speed |
• snel | → schnell; rasch; geschwind | ↔ quickly — rapidly, fast |
• snel | → schnell | ↔ rapid — Very swift or quick |
• snel | → geschwind; hurtig; rasch; schnell | ↔ rapide — Qui se meut avec vitesse |
snel form of snellen:
-
snellen (spoeden)
-
snellen (zich haasten; opschieten; jagen; zich spoeden; vliegen; spoeden; jachten; reppen; jakkeren; ijlen)
jagen; hetzen; sich beeilen; hasten; eilen; beeilen; wetzen; sputen-
sich beeilen verb (beeile mich, beeilst dich, beeilt sich, beeilte sich, beeiltet euch, sich beeilt)
Conjugations for snellen:
o.t.t.
- snel
- snelt
- snelt
- snellen
- snellen
- snellen
o.v.t.
- snelde
- snelde
- snelde
- snelden
- snelden
- snelden
v.t.t.
- ben gesneld
- bent gesneld
- is gesneld
- zijn gesneld
- zijn gesneld
- zijn gesneld
v.v.t.
- was gesneld
- was gesneld
- was gesneld
- waren gesneld
- waren gesneld
- waren gesneld
o.t.t.t.
- zal snellen
- zult snellen
- zal snellen
- zullen snellen
- zullen snellen
- zullen snellen
o.v.t.t.
- zou snellen
- zou snellen
- zou snellen
- zouden snellen
- zouden snellen
- zouden snellen
diversen
- snel!
- snelt!
- gesneld
- snellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het snellen (hardlopen; rennen; hollen; zich snel voortbewegen)
Translation Matrix for snellen:
Wiktionary Translations for snellen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• snellen | → hasten; huschen; vorbeihuschen | ↔ scurry — to run away with quick light steps |
• snellen | → rennen; laufen | ↔ courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol. |