Dutch
Detailed Translations for schoven from Dutch to German
schoven:
Translation Matrix for schoven:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Bündel | bosjes; bundels; schoven | baal; bos; bosje; bundel; herenkostuum; moot; pak; plak; schoof; tranche |
Büsche | bosjes; bundels; schoven | bosjes; heesters; kreupelbos; kreupelhout; struiken; struikjes |
Sträucher | bosjes; bundels; schoven | bosjes; heesters; struiken; struikjes |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
Bündel | bundel |
Related Words for "schoven":
schuiven:
-
schuiven (voortschuiven)
-
schuiven
Conjugations for schuiven:
o.t.t.
- schuif
- schuift
- schuift
- schuiven
- schuiven
- schuiven
o.v.t.
- schoof
- schoof
- schoof
- schoven
- schoven
- schoven
v.t.t.
- heb geschoven
- hebt geschoven
- heeft geschoven
- hebben geschoven
- hebben geschoven
- hebben geschoven
v.v.t.
- had geschoven
- had geschoven
- had geschoven
- hadden geschoven
- hadden geschoven
- hadden geschoven
o.t.t.t.
- zal schuiven
- zult schuiven
- zal schuiven
- zullen schuiven
- zullen schuiven
- zullen schuiven
o.v.t.t.
- zou schuiven
- zou schuiven
- zou schuiven
- zouden schuiven
- zouden schuiven
- zouden schuiven
en verder
- ben geschoven
- bent geschoven
- is geschoven
- zijn geschoven
- zijn geschoven
- zijn geschoven
diversen
- schuif!
- schuift!
- geschoven
- schuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for schuiven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
Bildlauf durchführen | schuiven | |
schieben | schuiven; voortschuiven | aanduwen; dringen; duwen; een por geven; een prestatie leveren; functioneren; karren; knorren; knorrend geluid maken; kruien; porren; presteren; stoten; zwart verhandelen |
weiterschieben | schuiven; voortschuiven |
Related Words for "schuiven":
Related Definitions for "schuiven":
Wiktionary Translations for schuiven:
schuiven
Cross Translation:
verb
-
over de grond verplaatsen
- schuiven → schieben
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schuiven | → gleiten | ↔ slide — to cause to move in contact with a surface |
• schuiven | → schieben; füllen; stopfen; einrücken; stecken; einsetzen; inserieren; hineintun; hineinlegen; hineinstecken | ↔ fourrer — introduire, faire entrer, placer en quelque endroit, mettre parmi d’autres choses. |
• schuiven | → gleiten; glitschen; rutschen | ↔ glisser — Se mettre en mouvement, comme couler sur une surface lisse ou le long d’un autre corps. |
schoven form of schoof:
Translation Matrix for schoof:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Bausch | bosje; bundel; schoof | dreumes; drol; kort en dik persoon; onderkruipsel; propje |
Bund | bosje; bundel; schoof | akkoord; associatie; baal; band; binding; boekdeel; bond; bondgenootschap; broederschap; coalitie; coöperatie; deel; federatie; genootschap; herenkostuum; liga; moot; pact; pak; plak; samenwerkingsverband; sociëteit; tranche; unie; verbond; verdrag; vereniging; volume |
Busch | bosje; bundel; schoof | boeket; bos; bos bloemen; bosje; bosland; geboomte; heester; jungle; kreupelbos; kreupelhout; oerwoud; rimboe; struik; woud |
Bündel | bosje; bundel; schoof | baal; bos; bosjes; bundel; bundels; herenkostuum; moot; pak; plak; schoven; tranche |
Büschel | bosje; bundel; schoof | bosje; heester; oogst; opbrengst van gewas; pluk; pol; struik; wijnoogst |
Garbe | bosje; bundel; schoof | |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
Bündel | bundel |