Dutch
Detailed Translations for schooieren from Dutch to German
schooieren:
-
schooieren
Conjugations for schooieren:
o.t.t.
- schooier
- schooiert
- schooiert
- schooieren
- schooieren
- schooieren
o.v.t.
- schooierde
- schooierde
- schooierde
- schooierden
- schooierden
- schooierden
v.t.t.
- heb geschooierd
- hebt geschooierd
- heeft geschooierd
- hebben geschooierd
- hebben geschooierd
- hebben geschooierd
v.v.t.
- had geschooierd
- had geschooierd
- had geschooierd
- hadden geschooierd
- hadden geschooierd
- hadden geschooierd
o.t.t.t.
- zal schooieren
- zult schooieren
- zal schooieren
- zullen schooieren
- zullen schooieren
- zullen schooieren
o.v.t.t.
- zou schooieren
- zou schooieren
- zou schooieren
- zouden schooieren
- zouden schooieren
- zouden schooieren
en verder
- ben geschooierd
- bent geschooierd
- is geschooierd
- zijn geschooierd
- zijn geschooierd
- zijn geschooierd
diversen
- schooier!
- schooiert!
- geschooierd
- schooierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for schooieren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Betteln | schooieren | bedelen; schooien |
Schnorren | schooieren | bedelen; schooien |
Verb | Related Translations | Other Translations |
betteln | schooieren | bedelen; bidden; in gebed zijn; klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren; schooien; smeken; soebatten; verzoeken; vragen |
Related Words for "schooieren":
schooieren form of schooier:
-
de schooier (sloeber)
Translation Matrix for schooier:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Ferkel | schooier; sloeber | big; biggen; biggetje; biggetjes; fielt; jong varken; kleine big; mispunt; naarling; rotzak; schoft; smeerlap; smiecht; stinkerd; varken; varkentje; varkentjes; vuilbek; zwijn |
Schmierfink | schooier; sloeber | deugniet; fielt; guit; knoeipot; mispunt; morser; naarling; rakker; rotzak; schoft; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; viezerik; zwijn |
Schmutzfink | schooier; sloeber | deugniet; fielt; guit; mispunt; morspot; naarling; rakker; rotzak; schoft; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; viespoes; viezerik; zwijn |