Dutch

Detailed Translations for opgevuld from Dutch to German

opgevuld:


opgevuld form of opvullen:

opvullen verb (vul op, vult op, vulde op, vulden op, opgevuld)

  1. opvullen (farceren; vullen)
    abfüllen; anfüllen
    • abfüllen verb (fülle ab, füllst ab, füllt ab, füllte ab, fülltet ab, abgefüllt)
    • anfüllen verb (fülle an, füllst an, füllt an, füllte an, fülltet an, angefüllt)
  2. opvullen (vullen)
    auffüllen; füllen
    • auffüllen verb
    • füllen verb (fülle, füllst, füllt, füllte, fülltet, gefüllt)

Conjugations for opvullen:

o.t.t.
  1. vul op
  2. vult op
  3. vult op
  4. vullen op
  5. vullen op
  6. vullen op
o.v.t.
  1. vulde op
  2. vulde op
  3. vulde op
  4. vulden op
  5. vulden op
  6. vulden op
v.t.t.
  1. heb opgevuld
  2. hebt opgevuld
  3. heeft opgevuld
  4. hebben opgevuld
  5. hebben opgevuld
  6. hebben opgevuld
v.v.t.
  1. had opgevuld
  2. had opgevuld
  3. had opgevuld
  4. hadden opgevuld
  5. hadden opgevuld
  6. hadden opgevuld
o.t.t.t.
  1. zal opvullen
  2. zult opvullen
  3. zal opvullen
  4. zullen opvullen
  5. zullen opvullen
  6. zullen opvullen
o.v.t.t.
  1. zou opvullen
  2. zou opvullen
  3. zou opvullen
  4. zouden opvullen
  5. zouden opvullen
  6. zouden opvullen
en verder
  1. is opgevuld
  2. zijn opgevuld
diversen
  1. vul op!
  2. vult op!
  3. opgevuld
  4. opvullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opvullen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abfüllen farceren; opvullen; vullen bottelen; wegzakken; zakken in
anfüllen farceren; opvullen; vullen bijschenken; bijtanken; bijvullen; volmaken; volplempen; volstorten; vullen
auffüllen opvullen; vullen eten opscheppen; invullen; opscheppen
füllen opvullen; vullen bijvullen; bottelen; plomberen; vol worden; volgieten; volgooien; vollopen; volmaken; volplempen; volschenken; volstorten; vullen

Wiktionary Translations for opvullen:


Cross Translation:
FromToVia
opvullen füllen fill — add contents to, so it is full
opvullen anfüllen; auffüllen fill up — make full
opvullen schieben; füllen; stopfen; einrücken; stecken; einsetzen; inserieren; hineintun; hineinlegen; hineinstecken fourrerintroduire, faire entrer, placer en quelque endroit, mettre parmi d’autres choses.
opvullen polstern rembourrergarnir de bourre, de laine, de crin, etc.