Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. munt uitslaan:


Dutch

Detailed Translations for munt uitslaan from Dutch to German

munt uitslaan:

munt uitslaan verb (sla munt uit, slaat munt uit, sloeg munt uit, sloegen munt uit, munt geslagen uit)

  1. munt uitslaan
    ausmünzen
    • ausmünzen verb (münze aus, münzest aus, münzt aus, münzte aus, münztet aus, ausgemünzt)

Conjugations for munt uitslaan:

o.t.t.
  1. sla munt uit
  2. slaat munt uit
  3. slaat munt uit
  4. slaan munt uit
  5. slaan munt uit
  6. slaan munt uit
o.v.t.
  1. sloeg munt uit
  2. sloeg munt uit
  3. sloeg munt uit
  4. sloegen munt uit
  5. sloegen munt uit
  6. sloegen munt uit
v.t.t.
  1. heb munt geslagen uit
  2. hebt munt geslagen uit
  3. heeft munt geslagen uit
  4. hebben munt geslagen uit
  5. hebben munt geslagen uit
  6. hebben munt geslagen uit
v.v.t.
  1. had munt geslagen uit
  2. had munt geslagen uit
  3. had munt geslagen uit
  4. hadden munt geslagen uit
  5. hadden munt geslagen uit
  6. hadden munt geslagen uit
o.t.t.t.
  1. zal munt uitslaan
  2. zult munt uitslaan
  3. zal munt uitslaan
  4. zullen munt uitslaan
  5. zullen munt uitslaan
  6. zullen munt uitslaan
o.v.t.t.
  1. zou munt uitslaan
  2. zou munt uitslaan
  3. zou munt uitslaan
  4. zouden munt uitslaan
  5. zouden munt uitslaan
  6. zouden munt uitslaan
diversen
  1. sla munt uit!
  2. slaat munt uit!
  3. munt geslagen uit
  4. munt slaand uit
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for munt uitslaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausmünzen munt uitslaan

Related Translations for munt uitslaan