Dutch

Detailed Translations for kruimelend from Dutch to German

kruimelend:

kruimelend adj

  1. kruimelend (kruimig; brokkelig)

Translation Matrix for kruimelend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
bröcklig brokkelig; kruimelend; kruimig breekbaar; broos; bros; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak
bröselig brokkelig; kruimelend; kruimig
krümelig brokkelig; kruimelend; kruimig kruimelig

kruimelend form of kruimelen:

kruimelen verb (kruimel, kruimelt, kruimelde, kruimelden, gekruimeld)

  1. kruimelen (brokkelen)
    bröckeln; verkrümeln; zerbröseln; zerbröckeln; zerkrümeln; sich krümeln
    • bröckeln verb (bröckele, bröckelst, bröckelt, bröckelte, bröckeltet, gebröckelt)
    • verkrümeln verb (verkrümele, verkrümelst, verkrümelt, verkrümelte, verkrümeltet, verkrümelt)
    • zerbröseln verb (zerbrösele, zerbröselst, zerbröselt, zerbröselte, zerbröseltet, zerbröselt)
    • zerbröckeln verb (zerbröckele, zerbröckelst, zerbröckelt, zerbröckelte, zerbröckeltet, zerbröckelt)
    • zerkrümeln verb (zerkrümele, zerkrümelst, zerkrümelt, zerkrümelte, zerkrümeltet, zerkrümelt)
    • sich krümeln verb (krümele mich, krümelst dich, krümelt sich, krümelte sich, krümeltet euch, sich gekrümelt)

Conjugations for kruimelen:

o.t.t.
  1. kruimel
  2. kruimelt
  3. kruimelt
  4. kruimelen
  5. kruimelen
  6. kruimelen
o.v.t.
  1. kruimelde
  2. kruimelde
  3. kruimelde
  4. kruimelden
  5. kruimelden
  6. kruimelden
v.t.t.
  1. heb gekruimeld
  2. hebt gekruimeld
  3. heeft gekruimeld
  4. hebben gekruimeld
  5. hebben gekruimeld
  6. hebben gekruimeld
v.v.t.
  1. had gekruimeld
  2. had gekruimeld
  3. had gekruimeld
  4. hadden gekruimeld
  5. hadden gekruimeld
  6. hadden gekruimeld
o.t.t.t.
  1. zal kruimelen
  2. zult kruimelen
  3. zal kruimelen
  4. zullen kruimelen
  5. zullen kruimelen
  6. zullen kruimelen
o.v.t.t.
  1. zou kruimelen
  2. zou kruimelen
  3. zou kruimelen
  4. zouden kruimelen
  5. zouden kruimelen
  6. zouden kruimelen
diversen
  1. kruimel!
  2. kruimelt!
  3. gekruimeld
  4. kruimelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kruimelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bröckeln brokkelen; kruimelen verbrokkelen; verkruimelen
sich krümeln brokkelen; kruimelen
verkrümeln brokkelen; kruimelen verbrokkelen; verdoen; verkruimelen; verspillen
zerbröckeln brokkelen; kruimelen verbrokkelen; verkruimelen
zerbröseln brokkelen; kruimelen verbrokkelen; verkruimelen
zerkrümeln brokkelen; kruimelen verbrokkelen; verkruimelen

Related Words for "kruimelen":


Wiktionary Translations for kruimelen: