Dutch
Detailed Translations for kruimelend from Dutch to German
kruimelend:
Translation Matrix for kruimelend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
bröcklig | brokkelig; kruimelend; kruimig | breekbaar; broos; bros; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak |
bröselig | brokkelig; kruimelend; kruimig | |
krümelig | brokkelig; kruimelend; kruimig | kruimelig |
kruimelend form of kruimelen:
-
kruimelen (brokkelen)
bröckeln; verkrümeln; zerbröseln; zerbröckeln; zerkrümeln; sich krümeln-
sich krümeln verb (krümele mich, krümelst dich, krümelt sich, krümelte sich, krümeltet euch, sich gekrümelt)
Conjugations for kruimelen:
o.t.t.
- kruimel
- kruimelt
- kruimelt
- kruimelen
- kruimelen
- kruimelen
o.v.t.
- kruimelde
- kruimelde
- kruimelde
- kruimelden
- kruimelden
- kruimelden
v.t.t.
- heb gekruimeld
- hebt gekruimeld
- heeft gekruimeld
- hebben gekruimeld
- hebben gekruimeld
- hebben gekruimeld
v.v.t.
- had gekruimeld
- had gekruimeld
- had gekruimeld
- hadden gekruimeld
- hadden gekruimeld
- hadden gekruimeld
o.t.t.t.
- zal kruimelen
- zult kruimelen
- zal kruimelen
- zullen kruimelen
- zullen kruimelen
- zullen kruimelen
o.v.t.t.
- zou kruimelen
- zou kruimelen
- zou kruimelen
- zouden kruimelen
- zouden kruimelen
- zouden kruimelen
diversen
- kruimel!
- kruimelt!
- gekruimeld
- kruimelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kruimelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bröckeln | brokkelen; kruimelen | verbrokkelen; verkruimelen |
sich krümeln | brokkelen; kruimelen | |
verkrümeln | brokkelen; kruimelen | verbrokkelen; verdoen; verkruimelen; verspillen |
zerbröckeln | brokkelen; kruimelen | verbrokkelen; verkruimelen |
zerbröseln | brokkelen; kruimelen | verbrokkelen; verkruimelen |
zerkrümeln | brokkelen; kruimelen | verbrokkelen; verkruimelen |
Related Words for "kruimelen":
Wiktionary Translations for kruimelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kruimelen | → dissoziieren; in seine Teile zerlegen; in Einzelteile erlegen; zergliedern; auseinander nehmen | ↔ dissocier — séparer des éléments qui étaient associés. |
• kruimelen | → in seine Teile zerlegen; in Einzelteile erlegen; zergliedern; auseinander nehmen | ↔ résoudre — Décomposer un corps en ses éléments. |