Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. koers zetten naar:


Dutch

Detailed Translations for koers zetten naar from Dutch to German

koers zetten naar:

koers zetten naar verb

  1. koers zetten naar (zich begeven naar; aflopen; vervoegen)
    anstreben; sich begeben; anlaufen
    • anstreben verb (strebe an, strebst an, strebt an, strebte an, strebtet an, angestrebt)
    • anlaufen verb (laufe an, läufst an, läuft an, lief an, liefet an, angelaufen)
  2. koers zetten naar (koersen naar)
    steuern; lavieren
    • steuern verb (steuere, steuerst, steuert, steuerte, steuertet, gesteuert)
    • lavieren verb (laviere, lavierst, laviert, lavierte, laviertet, laviert)

Translation Matrix for koers zetten naar:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anlaufen aflopen; koers zetten naar; vervoegen; zich begeven naar aanlopen; komen aanlopen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen
anstreben aflopen; koers zetten naar; vervoegen; zich begeven naar ambiëren; bedoelen; beogen; gericht werpen; ijveren; mikken; mikken op; streven; streven naar; ten doel hebben
lavieren koers zetten naar; koersen naar bevaren; kruisen; laveren; navigeren; tegen de wind in varen; varen
sich begeben aflopen; koers zetten naar; vervoegen; zich begeven naar zich opmaken
steuern koers zetten naar; koersen naar aan het stuur zitten; aanvoeren; afspreken; arrangeren; bedisselen; betreden; bevaren; bevel voeren over; beïnvloeden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; commanderen; gezaghebben; heersen; iets regelen; ingaan; karren; leiden; leidinggeven; macht uitoefenen; navigeren; overheersen; regelen; regeren; rijden; stevenen; sturen; varen; vliegtuig besturen; zenden
OtherRelated TranslationsOther Translations
anlaufen beslaan

Related Translations for koers zetten naar