Summary
Dutch to German: more detail...
- knellend:
- knellen:
-
Wiktionary:
- knellen → drucken, spannen
- knellen → drängen, pressen, pressieren, beklemmen, drücken, bedrücken, zwängen, andringen, beharren auf, trotzen, beeilen, beschleunigen, fördern, befördern, schneller machen, akzelerieren, einschließen, spannen, klemmen, zusammendrücken, kondensieren, komprimieren
Dutch
Detailed Translations for knellend from Dutch to German
knellend:
-
knellend (nijpend; beklemmend; smartelijk)
-
knellend (klemzittend; klemmend)
Translation Matrix for knellend:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
schwer | groots; grootschalig; reuze | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
drückend | beklemmend; klemmend; klemzittend; knellend; nijpend; smartelijk | benauwd; broeierig; zwoel |
schwer | beklemmend; knellend; nijpend; smartelijk | aanmerkelijk; aanzienlijk; afgezaagd; agressief; beduidend; behoorlijk; delicaat; dikwijls; ellendig; enorm; flink; fors; frequent; geducht; gewelddadig; grof; grofgebouwd; hachelijk; hinderlijk; in hoge mate; kritiek; langdraadig; langwijlig; lastig; lomp; machtig; massief; meermaals; melig; menigmaal; met een groot gewicht; moeilijk verteerbaar; naar; netelig; niet hol; onaangenaam; ongelegen; onplezierig; onverkwikkelijk; penibel; precair; regelmatig; rot; ruw; saai; slecht verteerbaar; storend; vaak; veelvuldig; vervelend; zwaar |
umklammernd | klemmend; klemzittend; knellend |
knellen:
-
knellen (drukken)
-
knellen (vastklemmen; vasthouden; vastknellen)
-
knellen (omklemmen; klemmen)
-
knellen (strak zitten)
Conjugations for knellen:
o.t.t.
- knel
- knelt
- knelt
- knellen
- knellen
- knellen
o.v.t.
- knelde
- knelde
- knelde
- knelden
- knelden
- knelden
v.t.t.
- heb gekneld
- hebt gekneld
- heeft gekneld
- hebben gekneld
- hebben gekneld
- hebben gekneld
v.v.t.
- had gekneld
- had gekneld
- had gekneld
- hadden gekneld
- hadden gekneld
- hadden gekneld
o.t.t.t.
- zal knellen
- zult knellen
- zal knellen
- zullen knellen
- zullen knellen
- zullen knellen
o.v.t.t.
- zou knellen
- zou knellen
- zou knellen
- zouden knellen
- zouden knellen
- zouden knellen
en verder
- is gekneld
diversen
- knel!
- knelt!
- gekneld
- knellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for knellen:
Wiktionary Translations for knellen:
knellen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• knellen | → drängen; pressen; pressieren; beklemmen; drücken; bedrücken; zwängen; andringen; beharren auf; trotzen; beeilen; beschleunigen; fördern; befördern; schneller machen; akzelerieren | ↔ presser — exercer une pression, serrer plus ou moins fort. |
• knellen | → einschließen; spannen; klemmen; pressen; zwängen; zusammendrücken; kondensieren; komprimieren | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |