Dutch
Detailed Translations for groezeligheid from Dutch to German
groezeligheid:
Translation Matrix for groezeligheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Dreck | goorheid; groezeligheid; vuilheid | beer; drek; excrementen; fecaliën; feces; kak; kledder; klodder; kwak; lik; poep; prut; schijt; smeerlapperij; smerigheid; smurrie; stofje; stront; uitscheiding; uitwerpselen; vervuiling; viesheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; vuiltje |
Schmutz | goorheid; groezeligheid; vuilheid | drab; drek; kak; kledder; klodder; kwak; lik; morsigheid; poep; prut; schijt; slonzigheid; smeerlapperij; smerigheid; smurrie; stront; vervuiling; viesheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; zwijnenboel |
Schmutzigkeit | goorheid; groezeligheid; vuilheid | drab; morsigheid; obsceniteit; schuinheid; slonzigheid; smeerlapperij; smerigheid; vervuiling; viesheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilbekkerij; vuile taal; vuilheid; vuiligheid; zwijnenboel |
Unsauberkeit | goorheid; groezeligheid; vuilheid | onzindelijkheid; onzuiverheid |
Related Words for "groezeligheid":
groezeligheid form of groezelig:
-
groezelig (morsig; smoezelig; viezig; bedoezeld)
schmutzig; schlüpfrig; unsauber; schmuddelig; grindig; fleckig; schmutziggrau-
schmutzig adj
-
schlüpfrig adj
-
unsauber adj
-
schmuddelig adj
-
grindig adj
-
fleckig adj
-
schmutziggrau adj
-
-
groezelig (bevuild; gevlekt; besmeurd)