Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. grift:
  2. griffen:


Dutch

Detailed Translations for grift from Dutch to German

grift:

grift [de ~] noun

  1. de grift (griffel; schrijfstift)
    der Griffel; der Stift

Translation Matrix for grift:

NounRelated TranslationsOther Translations
Griffel griffel; grift; schrijfstift klem; pen; pin
Stift griffel; grift; schrijfstift ballpoint; balpen; benjamin; bisdom; jongste; klem; laatstgeborene; pen; pin; seminarie; sticht; viltpen; viltstift

grift form of griffen:

griffen verb (grif, grift, grifde, grifden, gegrift)

  1. griffen (met een stift inkrassen; graveren; griffelen)
    gravieren; stechen
    • gravieren verb (graviere, gravierst, graviert, gravierte, graviertet, graviert)
    • stechen verb (steche, stichst, sticht, stach, stacht, gestochen)

Conjugations for griffen:

o.t.t.
  1. grif
  2. grift
  3. grift
  4. griffen
  5. griffen
  6. griffen
o.v.t.
  1. grifde
  2. grifde
  3. grifde
  4. grifden
  5. grifden
  6. grifden
v.t.t.
  1. heb gegrift
  2. hebt gegrift
  3. heeft gegrift
  4. hebben gegrift
  5. hebben gegrift
  6. hebben gegrift
v.v.t.
  1. had gegrift
  2. had gegrift
  3. had gegrift
  4. hadden gegrift
  5. hadden gegrift
  6. hadden gegrift
o.t.t.t.
  1. zal griffen
  2. zult griffen
  3. zal griffen
  4. zullen griffen
  5. zullen griffen
  6. zullen griffen
o.v.t.t.
  1. zou griffen
  2. zou griffen
  3. zou griffen
  4. zouden griffen
  5. zouden griffen
  6. zouden griffen
diversen
  1. grif!
  2. grift!
  3. gegrift
  4. griffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for griffen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gravieren graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen etsen; graveren
stechen graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen een barrage rijden; etsen; graveren; priemen; prikken; steken; steken geven; troef zijn