Dutch

Detailed Translations for eens worden from Dutch to German

eens worden:

eens worden verb (word eens, wordt eens, werd eens, werden eens, eens geworden)

  1. eens worden (overeenkomen; overeenstemmen)
    vereinbaren; übereinstimmen; Sich einig werden; ausmachen; abmachen; einwilligen
    • vereinbaren verb (vereinbare, vereinbarst, vereinbart, vereinbarte, vereinbartet, vereinbart)
    • übereinstimmen verb (stimme überein, stimmst überein, stimmt überein, stimmte überein, stimmtet überein, übereingestimmt)
    • Sich einig werden verb (werde mich, wirst dich, wird sich, wurde sich, wurdet euch, sich geworden)
    • ausmachen verb (mache aus, machst aus, macht aus, machte aus, machtet aus, ausgemacht)
    • abmachen verb (mache ab, machst ab, macht ab, machte ab, machtet ab, abgemacht)
    • einwilligen verb (willige ein, willigst ein, willigt ein, willigte ein, willigtet ein, eingewilligt)

Conjugations for eens worden:

o.t.t.
  1. word eens
  2. wordt eens
  3. wordt eens
  4. worden eens
  5. worden eens
  6. worden eens
o.v.t.
  1. werd eens
  2. werd eens
  3. werd eens
  4. werden eens
  5. werden eens
  6. werden eens
v.t.t.
  1. ben eens geworden
  2. bent eens geworden
  3. is eens geworden
  4. zijn eens geworden
  5. zijn eens geworden
  6. zijn eens geworden
v.v.t.
  1. was eens geworden
  2. was eens geworden
  3. was eens geworden
  4. waren eens geworden
  5. waren eens geworden
  6. waren eens geworden
o.t.t.t.
  1. zal eens worden
  2. zult eens worden
  3. zal eens worden
  4. zullen eens worden
  5. zullen eens worden
  6. zullen eens worden
o.v.t.t.
  1. zou eens worden
  2. zou eens worden
  3. zou eens worden
  4. zouden eens worden
  5. zouden eens worden
  6. zouden eens worden
diversen
  1. word eens!
  2. wordt eens!
  3. eens geworden
  4. eens wordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for eens worden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
Sich einig werden eens worden; overeenkomen; overeenstemmen
abmachen eens worden; overeenkomen; overeenstemmen accorderen; afkrijgen; afmaken; afronden; afspreken; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; iets overeenkomen; klaarkrijgen; klaarmaken; overeenkomen; volbrengen; volmaken; voltooien
ausmachen eens worden; overeenkomen; overeenstemmen adviseren; afspreken; afwegen; afzetten; bepalen; determineren; doven; iets aanraden; iets overeenkomen; in de gaten houden; in het oog houden; ingeven; opletten; overdenken; overwegen; raden; smoren; suggereren; toezien; uit elkaar gaan; uitblussen; uitdoen; uitdoven; uitdraaien; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; vaststellen
einwilligen eens worden; overeenkomen; overeenstemmen akkoord gaan; dulden; duren; gedogen; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; instemmen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen
vereinbaren eens worden; overeenkomen; overeenstemmen afspreken; beslissen; besluiten; contracteren; iets overeenkomen; kloppen met; met elkaar in overeenstemming brengen; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; stroken; stroken met; vastleggen
übereinstimmen eens worden; overeenkomen; overeenstemmen congruent zijn; correct zijn; evenaren; juist zijn; kloppen; overeenstemmen

Related Translations for eens worden