Verb | Related Translations | Other Translations |
aufkommen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
in zwang komen; naar buiten hangen; opkomen bij; uithangen
|
auswirken
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
afwisselen; herzien; resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
eintreffen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
aankomen; arriveren; geraken; terecht komen
|
erfolgen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
een stapje verder gaan; resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in; verdergaan
|
erscheinen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
aan het licht komen; opdagen; opdoemen; opduiken; opkomen; tevoorschijn komen; verrijzen; verschijnen; voor de dag komen; voordoen
|
erstehen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
aankopen; aanschaffen; kopen; ontspinnen; opkopen; oprijzen; overnemen; resulteren; rijzen; uitkomen bij; uitvloeien in; verkrijgen; verwerven
|
erweisen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
aantonen; betonen; betuigen; bewijzen; doneren; geven; laten zien; nagaan; presenteren; schenken; staven; tonen; verifieren; vertonen; zekerstellen
|
folgen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
achternazitten; achtervolgen; gehoorzamen; gevolg geven aan; komen na; luisteren; navolgen; nazitten; opvolgen; resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in; volgen
|
folgern
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
afleiden; deduceren; resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in
|
führen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
aanvoeren; afstemmen; begeleiden; besturen; bevel voeren over; commanderen; coördineren; indexeren; instellen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; meevoeren; resulteren; rondleiden; snel bewegen; uitkomen bij; uitvloeien in; van indexnummers voorzien; verwijzen; voeren; voorzitten
|
gipfeln
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
culmineren; resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in
|
hervorgehen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
afkomstig zijn; afstammen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; resulteren; spruiten; stammen; uitbotten; uitkomen; uitkomen bij; uitlopen; uitvloeien in; voortkomen; voortkomen uit
|
sichergeben
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
culmineren; resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in
|
sicherweisen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
|
sichherausstellen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
|
sichzeigen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
|
vorkommen
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
een bezwaar ondervangen; ondervangen; voorkomen
|
zur Folge haben
|
bewaarheid worden; blijken; uitkomen
|
culmineren; resultaat; resulteren; tot gevolg hebben; uitkomen bij; uitmonden; uitvloeien in
|