Summary
Dutch to German: more detail...
- afstand doen:
-
Wiktionary:
- afstand doen → abdanken, ablassen, abtreten, nachgeben, weichen, überlassen, zedieren, übertragen, einräumen, zurückweichen, abdizieren, zurücktreten, verzichten, sein Amt niederlegen, seine Würde niederlegen
Dutch
Detailed Translations for afstand doen from Dutch to German
afstand doen:
-
afstand doen (afzien)
Conjugations for afstand doen:
o.t.t.
- doe afstand
- doet afstand
- doet afstand
- doen afstand
- doen afstand
- doen afstand
o.v.t.
- deed afstand
- deed afstand
- deed afstand
- deden afstand
- deden afstand
- deden afstand
v.t.t.
- heb afstand gedaan
- hebt afstand gedaan
- heeft afstand gedaan
- hebben afstand gedaan
- hebben afstand gedaan
- hebben afstand gedaan
v.v.t.
- had afstand gedaan
- had afstand gedaan
- had afstand gedaan
- hadden afstand gedaan
- hadden afstand gedaan
- hadden afstand gedaan
o.t.t.t.
- zal afstand doen
- zult afstand doen
- zal afstand doen
- zullen afstand doen
- zullen afstand doen
- zullen afstand doen
o.v.t.t.
- zou afstand doen
- zou afstand doen
- zou afstand doen
- zouden afstand doen
- zouden afstand doen
- zouden afstand doen
diversen
- doe afstand!
- doet afstand!
- afstand gedaan
- afstand doenende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afstand doen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
absehen | afstand doen; afzien | |
verzichten | afstand doen; afzien | ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden |
Wiktionary Translations for afstand doen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afstand doen | → abdanken | ↔ abdicate — surrender or relinquish |
• afstand doen | → ablassen; abtreten; nachgeben; weichen; überlassen; zedieren; übertragen; einräumen; zurückweichen; abdanken; abdizieren; zurücktreten; verzichten; sein Amt niederlegen; seine Würde niederlegen | ↔ abdiquer — renoncer à un pouvoir que l’on exercer ; se démettre de ses fonctions. |