Dutch

Detailed Translations for weerleggen from Dutch to German

weerleggen:

weerleggen verb (weerleg, weerlegt, weerlegde, weerlegden, weerlegd)

  1. weerleggen (ontkrachten; ontzenuwen)
    widerlegen; entkräften
    • widerlegen verb (widerlege, widerlegst, widerlegt, widerlegte, widerlegtet, widerlegt)
    • entkräften verb (entkräfte, entkräftst, entkräftt, entkräftte, entkräfttet, entkräftet)

Conjugations for weerleggen:

o.t.t.
  1. weerleg
  2. weerlegt
  3. weerlegt
  4. weerleggen
  5. weerleggen
  6. weerleggen
o.v.t.
  1. weerlegde
  2. weerlegde
  3. weerlegde
  4. weerlegden
  5. weerlegden
  6. weerlegden
v.t.t.
  1. heb weerlegd
  2. hebt weerlegd
  3. heeft weerlegd
  4. hebben weerlegd
  5. hebben weerlegd
  6. hebben weerlegd
v.v.t.
  1. had weerlegd
  2. had weerlegd
  3. had weerlegd
  4. hadden weerlegd
  5. hadden weerlegd
  6. hadden weerlegd
o.t.t.t.
  1. zal weerleggen
  2. zult weerleggen
  3. zal weerleggen
  4. zullen weerleggen
  5. zullen weerleggen
  6. zullen weerleggen
o.v.t.t.
  1. zou weerleggen
  2. zou weerleggen
  3. zou weerleggen
  4. zouden weerleggen
  5. zouden weerleggen
  6. zouden weerleggen
diversen
  1. weerleg!
  2. weerlegt!
  3. weerlegd
  4. weerleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for weerleggen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
entkräften ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen afmatten; krachteloos maken; machteloos maken; moe maken; ontwrichten; slopen; uitputten; verlammen; vermoeien
widerlegen ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen

Wiktionary Translations for weerleggen:

weerleggen
verb
  1. een eerdere bewering ontkrachten

Cross Translation:
FromToVia
weerleggen widerlegen disprove — to refute
weerleggen leugnen; widersprechen gainsay — to deny; to contradict
weerleggen widerlegen refute — to prove (something) to be false or incorrect
weerleggen sich brechen; sich erbrechen; sich übergeben; ablehnen; abschlagen; ausschlagen; versagen; weigern; verweigern; zurücksenden; refutieren; widerlegen; ausmerzen; abweisen; fortwerfen; wegwerfen rejeter — Traductions à trier suivant le sens
weerleggen refutieren; widerlegen réfutercombattre, détruire par des raisons convaincantes ce qu’un autre a avancé, prouver que ce qu’un adversaire a dit est mal fonder ou n’est pas vrai.