French

Detailed Translations for se briser from French to Dutch

se briser:

se briser verb

  1. se briser (se casser; se détraquer)
    breken; sneuvelen; kapot gaan; stuk gaan
  2. se briser (casser; rompre; briser; )
    breken; stukbreken; aan stukken breken
    • breken verb (breek, breekt, brak, braken, gebroken)
    • stukbreken verb (breek stuk, breekt stuk, brak stuk, braken stuk, stukgebroken)
    • aan stukken breken verb (breek aan stukken, breekt aan stukken, brak aan stukken, braken aan stukken, aan stukken gebroken)
  3. se briser (se casser; rompre; tomber en morceaux; tomber en pièces)
    kapotgaan; stukgaan; onklaar raken
    • kapotgaan verb (ga kapot, gaat kapot, ging kapot, gingen kapot, kapot gegaan)
    • stukgaan verb (ga stuk, gaat stuk, ging stuk, gingen stuk, stukgegaan)
  4. se briser (tomber en pièces; tomber en morceaux; casser)
    aan stukken vallen; stukvallen
    • aan stukken vallen verb (val aan stukken, valt aan stukken, viel aan stukken, vielen aan stukken, aan stukken gevallen)
    • stukvallen verb (val stuk, valt stuk, viel stuk, vielen stuk, stukgevallen)

Translation Matrix for se briser:

NounRelated TranslationsOther Translations
breken brisement; rupture
VerbRelated TranslationsOther Translations
aan stukken breken abattre; briser; casser; fracasser; mettre en pièces; rompre; se briser; se casser
aan stukken vallen casser; se briser; tomber en morceaux; tomber en pièces
breken abattre; briser; casser; fracasser; mettre en pièces; rompre; se briser; se casser; se détraquer abaisser; abattre; abîmer; anéantir; arracher; bousiller; briser; casser; casser intentionellement; couper; dissocier; dissoudre; déchirer; décomposer; défaire; démolir; démonter; détruire; dévaster; fracasser; liquider; rabaisser; raser; ravager; rompre; s'arracher; s'écrouler; se décomposer; se délabrer; se désagréger; se rompre; supprimer; séparer; tomber en ruine; écraser
kapot gaan se briser; se casser; se détraquer
kapotgaan rompre; se briser; se casser; tomber en morceaux; tomber en pièces disparaître; décéder; mourir; rendre l'âme
onklaar raken rompre; se briser; se casser; tomber en morceaux; tomber en pièces
sneuvelen se briser; se casser; se détraquer abdiquer; agoniser; crever; décéder; mourir; partir; périr; trépasser; être tué; être tué au combat
stuk gaan se briser; se casser; se détraquer
stukbreken abattre; briser; casser; fracasser; mettre en pièces; rompre; se briser; se casser
stukgaan rompre; se briser; se casser; tomber en morceaux; tomber en pièces
stukvallen casser; se briser; tomber en morceaux; tomber en pièces

Wiktionary Translations for se briser:


Cross Translation:
FromToVia
se briser breken break — intransitive: to separate into (to end up in) two or more pieces

Related Translations for se briser