Translate passer voir from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

passer voir:
- bezoeken; langskomen; voorbijkomen; iemand opzoeken; op visite gaan; langsgaan; aankomen; overwippen; binnenwippen

French

Detailed Translations for passer voir from French to Dutch

passer voir (rendre visite; aller voir; fréquenter)
bezoeken; langskomen; voorbijkomen; iemand opzoeken; op visite gaan; langsgaan; aankomen
- bezoeken verb (bezoek, bezoekt, bezocht, bezochten, bezocht)
- langskomen verb (kom langs, komt langs, kwam langs, kwamen langs, langsgekomen)
- voorbijkomen verb (kom voorbij, komt voorbij, kwam voorbij, kwamen voorbij, voorbij gekomen)
- iemand opzoeken verb
- op visite gaan verb
- langsgaan verb (ga langs, gaat langs, ging langs, gingen langs, langsgegaan)
- aankomen verb (kom aan, komt aan, kwam aan, kwamen aan, aangekomen)
passer voir (faire un saut chez)
overwippen; binnenwippen
- overwippen verb (wip over, wipt over, wipte over, wipten over, over gewipt)
- binnenwippen verb

Noun	Related Translations	Other Translations
aankomen		arrivée
Verb	Related Translations	Other Translations
aankomen	aller voir; fréquenter; passer voir; rendre visite	achever; aller voir; arriver; atteindre; chercher; consulter; envahir; faire une invasion; franchir la ligne d'arrivée; fréquenter; gagner en poids; passer; prendre des kilos; pénétrer dans; rendre visite; rendre visite à; s'alourdir; s'informer; venir
bezoeken	aller voir; fréquenter; passer voir; rendre visite	aller voir; chercher; consulter; envahir; faire une invasion; fréquenter; passer; pénétrer dans; rendre visite; rendre visite à; s'informer
binnenwippen	faire un saut chez; passer voir
iemand opzoeken	aller voir; fréquenter; passer voir; rendre visite
langsgaan	aller voir; fréquenter; passer voir; rendre visite
langskomen	aller voir; fréquenter; passer voir; rendre visite	aller voir; chercher; consulter; envahir; faire une invasion; fréquenter; passer; pénétrer dans; rendre visite; rendre visite à; s'informer
op visite gaan	aller voir; fréquenter; passer voir; rendre visite
overwippen	faire un saut chez; passer voir
voorbijkomen	aller voir; fréquenter; passer voir; rendre visite	aller voir; chercher; consulter; envahir; faire une invasion; fréquenter; passer; pénétrer dans; rendre visite; rendre visite à; s'informer