Translate faire du théâtre from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

faire du théâtre:
- acteren; toneelspelen; performen; spelen; optreden; een rol vertolken; zich aanstellen; komedie spelen

French

Detailed Translations for faire du théâtre from French to Dutch

faire du théâtre (jouer; dramatiser; jouer la comédie; figurer; feindre; simuler; interpréter)
acteren; toneelspelen
- acteren verb (acteer, acteert, acteerde, acteerden, geacteerd)
- toneelspelen verb (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
faire du théâtre (présenter un spectacle; jouer; se produire)
performen; spelen; optreden
- performen verb
- spelen verb (speel, speelt, speelde, speelden, gespeeld)
- optreden verb (treed op, treedt op, trad op, traden op, opgetreden)
faire du théâtre (interpréter; jouer; figurer; participer; se produire; prendre part au jeu; se prêter au jeu)
toneelspelen; een rol vertolken; acteren
- toneelspelen verb (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
- een rol vertolken verb
- acteren verb (acteer, acteert, acteerde, acteerden, geacteerd)
faire du théâtre (jouer; se prêter au jeu; participer; figurer; interpréter; se produire; prendre part au jeu)
acteren; toneelspelen; zich aanstellen; komedie spelen
- acteren verb (acteer, acteert, acteerde, acteerden, geacteerd)
- toneelspelen verb (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
- zich aanstellen verb
- komedie spelen verb

Noun	Related Translations	Other Translations
optreden		attitude; comportement; conduite; façon; manière; manière de se comporter
Verb	Related Translations	Other Translations
acteren	dramatiser; faire du théâtre; feindre; figurer; interpréter; jouer; jouer la comédie; participer; prendre part au jeu; se produire; se prêter au jeu; simuler
een rol vertolken	faire du théâtre; figurer; interpréter; jouer; participer; prendre part au jeu; se produire; se prêter au jeu
komedie spelen	faire du théâtre; figurer; interpréter; jouer; participer; prendre part au jeu; se produire; se prêter au jeu
optreden	faire du théâtre; jouer; présenter un spectacle; se produire	agir; faire marcher; faire un procès à; manipuler; mettre en marche; opérer; procéder; s'occuper de; s'y prendre
performen	faire du théâtre; jouer; présenter un spectacle; se produire
spelen	faire du théâtre; jouer; présenter un spectacle; se produire	dramatiser; feindre; jouer; jouer la comédie; simuler
toneelspelen	dramatiser; faire du théâtre; feindre; figurer; interpréter; jouer; jouer la comédie; participer; prendre part au jeu; se produire; se prêter au jeu; simuler	dramatiser; feindre; jouer; jouer la comédie; simuler
zich aanstellen	faire du théâtre; figurer; interpréter; jouer; participer; prendre part au jeu; se produire; se prêter au jeu	dramatiser; feindre; jouer; jouer la comédie; simuler