French
Detailed Translations for à proximité from French to Dutch
à proximité: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- proximité: buurt; nabijheid
Wiktionary Translations for à proximité:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• à proximité | → dichtbij; nabij | ↔ nearby — close to |