Spanish

Detailed Translations for dispersarse from Spanish to Dutch

dispersarse:

dispersarse verb

  1. dispersarse (disolverse)
    uiteendrijven
    • uiteendrijven verb (drijf uiteen, drijft uiteen, dreef uiteen, dreven uiteen, uiteengedreven)
  2. dispersarse (levantar polvo)
    stuiven
    • stuiven verb (stuif, stuift, stoof, stoven, gestoven)
  3. dispersarse (proliferar)
    zich verder verspreiden; voortwoekeren
  4. dispersarse (dispersar; disolver; separarse)
    uiteenvliegen; uiteenstuiven; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen
    • uiteenvliegen verb (vlieg uiteen, vliegt uiteen, vloog uiteen, vlogen uiteen, uiteengevlogen)
    • uiteenstuiven verb (stuif uiteen, stuift uiteen, stuifte uiteen, stuiften uiteen, uiteengestuift)
    • uit elkaar stuiven verb (stuif uit elkaar, stuift uit elkaar, stoof uit elkaar, stoven uit elkaar, uit elkaar gestoven)
    • uit elkaar vliegen verb (vlieg uit elkaar, vliegt uit elkaar, vloog uit elkaar, vlogen uit elkaar, uit elkaar gevlogen)

Conjugations for dispersarse:

presente
  1. me disperso
  2. te dispersas
  3. se dispersa
  4. nos dispersamos
  5. os dispersáis
  6. se dispersan
imperfecto
  1. me dispersaba
  2. te dispersabas
  3. se dispersaba
  4. nos dispersábamos
  5. os dispersabais
  6. se dispersaban
indefinido
  1. me dispersé
  2. te dispersaste
  3. se dispersó
  4. nos dispersamos
  5. os dispersasteis
  6. se dispersaron
fut. de ind.
  1. me dispersaré
  2. te dispersarás
  3. se dispersará
  4. nos dispersaremos
  5. os dispersaréis
  6. se dispersarán
condic.
  1. me dispersaría
  2. te dispersarías
  3. se dispersaría
  4. nos dispersaríamos
  5. os dispersaríais
  6. se dispersarían
pres. de subj.
  1. que me disperse
  2. que te disperses
  3. que se disperse
  4. que nos dispersemos
  5. que os disperséis
  6. que se dispersen
imp. de subj.
  1. que me dispersara
  2. que te dispersaras
  3. que se dispersara
  4. que nos dispersáramos
  5. que os dispersarais
  6. que se dispersaran
miscelánea
  1. ¡dispersate!
  2. ¡dispersaos!
  3. ¡no te disperses!
  4. ¡no os disperséis!
  5. dispersado
  6. dispersándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for dispersarse:

VerbRelated TranslationsOther Translations
stuiven dispersarse; levantar polvo
uit elkaar stuiven disolver; dispersar; dispersarse; separarse
uit elkaar vliegen disolver; dispersar; dispersarse; separarse
uiteendrijven disolverse; dispersarse
uiteenstuiven disolver; dispersar; dispersarse; separarse
uiteenvliegen disolver; dispersar; dispersarse; separarse
voortwoekeren dispersarse; proliferar
zich verder verspreiden dispersarse; proliferar

Wiktionary Translations for dispersarse:

dispersarse
verb
  1. zich ~: een proces van uitbreiding ondergaan