Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
derribar:
- ten val brengen; wippen; omvergooien; omvertrekken; wissen; uitwissen; wegvegen; uitvegen; vlakken; uitgommen; uitvlakken; vernietigen; vernielen; ruineren; slopen; afbreken; verwoesten; leggen; plaatsen; zetten; deponeren; neerleggen; stationeren; neerzetten; omverwerpen; omgooien; omkiepen; omwerpen; omkieperen; neerschieten; overhoopschieten; omverhalen; uit elkaar halen; breken; neerhalen; kantelen; omver kiepen; kiepen; dompen; kappen; hakken; bomen kappen; vellen; omhakken; houwen; begeven; flippen; iets afbreken; inhouwen; inhakken; neerwerpen; omlaag werpen; naar beneden werpen; neersabelen; neerslaan; onderuithalen; omslaan; vloeren; onderuit halen; smijten; uitroeien; wegvagen; omverrukken; omstoten; omduwen; omverstoten
- neerleggen; doodschieten; neerschieten
-
Wiktionary:
- derribar → afbreken, omstoten
- derribar → omverwerpen, afbreken, slopen, neerhalen, kappen, vellen, neervellen, wippen, afhakken, afhouwen, afkappen, omhakken, deprimeren, neerdrukken, neerslachtig maken, terneerdrukken, delven, opduikelen, opgraven, rooien, uitgraven, winnen, uitputten, putten uit, omkappen, slachten, afslachten, fnuiken, verzwakken, bevangen, overwinnen, verslaan, zegevieren, neerkomen, doden, doodmaken, ombrengen, doodschieten, fusilleren, de moed ontnemen, ontmoedigen, afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door, bedaren, geruststellen, kalmeren, kleinmaken, vernederen, verootmoedigen, vernielen, vernietigen, verwoesten, kantelen, omgooien, omkeren, omvergooien, ten val brengen
Spanish
Detailed Translations for derribar from Spanish to Dutch
derribar:
-
derribar
ten val brengen; wippen-
ten val brengen verb (breng ten val, brengt ten val, bracht ten val, brachten ten val, ten val gebracht)
-
-
derribar
-
derribar
-
derribar (barrer; borrar; erradicar; hacer desaparecer; limpiar)
-
derribar (destrozar; destruir; romper; devastar; malograr; demoler)
-
derribar (depositar; poner; situar; deponer; mover; estacionar; publicar; destinar; depositar sobre)
-
derribar (derrocar; girar bruscamente; caerse; refutar; echar por tierra; hacer caer; cambiar completamente)
-
derribar (abatir; matar a tiros; pegar un tiro; bajar en picado)
-
derribar (demoler; desguazar)
afbreken; slopen; omverhalen; uit elkaar halen; breken; neerhalen-
uit elkaar halen verb (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
-
derribar (volcar; voltear)
-
derribar (cortar arboles; recortar; picar; peinarse; talar; tajar; dar golpes; dar hachazos)
-
derribar (fliparse; fracasar; derrumbar; quebrantar; desmoronarse; vencer; quebrar; derrumbarse; declinar; amortiguar; refractar; llevarse un chasco; llevarse un corte)
-
derribar (demoler; desguazar; echar abajo)
-
derribar (romper; acometer; arremeter; embestir)
-
derribar (arrojar; lanzar; tirar abajo; dar bandazos; tirar al suelo; arrojar al suelo; tirar hacia abajo)
-
derribar (tirar abajo; arrancar; matar; asesinar; desembarcar; abatir; arriar; menoscabar; rezagarse; dejar atrás; matar a tiros; pegar un tiro; echar abajo; bajar en picado; matar de un tiro; someter a ejecución forzosa)
-
derribar (abatir; bajar en picado)
-
derribar (tumbar; doblar; derribar de un golpe; tumbar de un golpe)
neerslaan; onderuithalen; omslaan; vloeren-
onderuithalen verb (haal onderuit, haalt onderuit, haalde onderuit, haalden onderuit, onderuit gehaald)
-
derribar (colocar; ubicar; tender; jugar; pagar; encajar; situar; hacer; poner; invertir; mover; tumbar; reducir; componer; destinar; publicar; colocarse; engarzar; hacer arreglos musicales; depositar sobre)
-
derribar (arrojar; tirar; echar; escorar; lanzar; tambalearse; tirar abajo; arrojar al suelo; dar bandazos; tirar al suelo)
-
derribar (hacer desaparecer; borrar; erradicar; extinguir; extirpar)
-
derribar (volcar; tirar; hacer caer)
-
derribar (tumbar; tirar; derrocar; echar por tierra; hacer caer)
Conjugations for derribar:
presente
- derribo
- derribas
- derriba
- derribamos
- derribáis
- derriban
imperfecto
- derribaba
- derribabas
- derribaba
- derribábamos
- derribabais
- derribaban
indefinido
- derribé
- derribaste
- derribó
- derribamos
- derribasteis
- derribaron
fut. de ind.
- derribaré
- derribarás
- derribará
- derribaremos
- derribaréis
- derribarán
condic.
- derribaría
- derribarías
- derribaría
- derribaríamos
- derribaríais
- derribarían
pres. de subj.
- que derribe
- que derribes
- que derribe
- que derribemos
- que derribéis
- que derriben
imp. de subj.
- que derribara
- que derribaras
- que derribara
- que derribáramos
- que derribarais
- que derribaran
miscelánea
- ¡derriba!
- ¡derribad!
- ¡no derribes!
- ¡no derribéis!
- derribado
- derribando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el derribar (matar a tiros; tumbar; caza)
Translation Matrix for derribar:
Synonyms for "derribar":
Wiktionary Translations for derribar:
derribar
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• derribar | → omverwerpen | ↔ overthrow — bring about downfall |
• derribar | → afbreken; slopen; neerhalen; kappen; vellen; neervellen; wippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken; deprimeren; neerdrukken; neerslachtig maken; terneerdrukken; delven; opduikelen; opgraven; rooien; uitgraven; winnen; uitputten; putten uit; omkappen; slachten; afslachten; fnuiken; verzwakken; bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; neerkomen; doden; doodmaken; ombrengen; doodschieten; fusilleren; de moed ontnemen; ontmoedigen; afleggen; aflopen; doorgaan; gaan door; bedaren; geruststellen; kalmeren; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |
• derribar | → afbreken; slopen; neerhalen; vernielen; vernietigen; verwoesten | ↔ démolir — abattre pièce à pièce (se dit surtout en parlant des bâtiments, des constructions). |
• derribar | → kantelen; omgooien; omkeren; omvergooien; ten val brengen | ↔ renverser — Traductions à trier suivant le sens |