Translate comodidad from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

comodidad:
- gezelligheid; gemoedelijkheid; knusheid; gemak; gemakkelijkheid; comfort; behaaglijkheid; geriefelijkheid; kunst; behendigheid; truc; handigheid; kunstje; kunstgreep; gerief; gerieflijkheid; soepelheid; inschikkelijkheid; lichtheid
Wiktionary:
- comodidad → comfort, gerief
- comodidad → geriefelijkheid, aangenaamheid, voorziening, comfort, gemak

Spanish

Detailed Translations for comodidad from Spanish to Dutch

la comodidad (sociabilidad; cordialidad)
de gezelligheid; de gemoedelijkheid; de knusheid
- gezelligheid [de ~ (v)] noun
- gemoedelijkheid [de ~ (v)] noun
- knusheid [de ~ (v)] noun
la comodidad (confort)
het gemak; de gemakkelijkheid
- gemak [het ~] noun
- gemakkelijkheid [de ~ (v)] noun
la comodidad (confort)
het comfort
- comfort [het ~] noun
la comodidad (confort)
de behaaglijkheid; geriefelijkheid
- behaaglijkheid [de ~ (v)] noun
- geriefelijkheid [znw.] noun
la comodidad (agilidad; arte; artes; manija; presteza; truco; ciencia; aptitud; pericia)
de kunst; de behendigheid; de truc; de handigheid; het kunstje; de kunstgreep
- kunst [de ~ (v)] noun
- behendigheid [de ~ (v)] noun
- truc [de ~ (m)] noun
- handigheid [de ~ (v)] noun
- kunstje [het ~] noun
- kunstgreep [de ~ (m)] noun
la comodidad (confort; necesidades)
het gerief
- gerief [het ~] noun
la comodidad
de behaaglijkheid; gerieflijkheid
- behaaglijkheid [de ~ (v)] noun
- gerieflijkheid [znw.] noun
la comodidad
de gemakkelijkheid; gerieflijkheid
- gemakkelijkheid [de ~ (v)] noun
- gerieflijkheid [znw.] noun
la comodidad (condescendencia; indulgencia)
de soepelheid; de gemakkelijkheid; de inschikkelijkheid
- soepelheid [de ~ (v)] noun
- gemakkelijkheid [de ~ (v)] noun
- inschikkelijkheid [de ~ (v)] noun
la comodidad (levedad; ligereza)
de lichtheid
- lichtheid [de ~ (v)] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
behaaglijkheid	comodidad; confort
behendigheid	agilidad; aptitud; arte; artes; ciencia; comodidad; manija; pericia; presteza; truco
comfort	comodidad; confort
gemak	comodidad; confort	calma; paciencia; serenidad
gemakkelijkheid	comodidad; condescendencia; confort; indulgencia
gemoedelijkheid	comodidad; cordialidad; sociabilidad
gerief	comodidad; confort; necesidades
geriefelijkheid	comodidad; confort
gerieflijkheid	comodidad
gezelligheid	comodidad; cordialidad; sociabilidad
handigheid	agilidad; aptitud; arte; artes; ciencia; comodidad; manija; pericia; presteza; truco	habilidad; saber; truco
inschikkelijkheid	comodidad; condescendencia; indulgencia	consideración; tolerancia
knusheid	comodidad; cordialidad; sociabilidad
kunst	agilidad; aptitud; arte; artes; ciencia; comodidad; manija; pericia; presteza; truco	habilidad; saber; truco
kunstgreep	agilidad; aptitud; arte; artes; ciencia; comodidad; manija; pericia; presteza; truco	artimaña; trampa; treta; truco
kunstje	agilidad; aptitud; arte; artes; ciencia; comodidad; manija; pericia; presteza; truco	maña; treta; truco
lichtheid	comodidad; levedad; ligereza
soepelheid	comodidad; condescendencia; indulgencia	agilidad; ductibilidad; ductilidad; flexibilidad
truc	agilidad; aptitud; arte; artes; ciencia; comodidad; manija; pericia; presteza; truco	ardid; artimaña; estratagema; habilidad; maña; saber; trampa; treta; trucaje; truco
Modifier	Related Translations	Other Translations
gemak		con calma

comodidad

noun

een toestand waarin men zonder onrust, vrees of verlegenheid is
- comfort → confort; comodidad
gemak, comfort
- gerief → comodidad; confort

Cross Translation:

From	To	Via
• comodidad	→ geriefelijkheid; aangenaamheid	↔ amenity — pleasantness
• comodidad	→ voorziening	↔ amenity — something that makes life easier or more pleasant
• comodidad	→ comfort; gemak	↔ comfort — contentment, ease