Summary
English to Dutch: more detail...
- insignificant:
-
Wiktionary:
- insignificant → onbelangrijk, onbelangrijke
- insignificant → goedaardig, onbelangrijk, beuzelachtig, luizig, onbeduidend, onbetekenend, onnozel
English
Detailed Translations for insignificant from English to Dutch
insignificant:
-
insignificant (minimal; little; infinitesimal; minor; slight; scant; small)
– signifying nothing 1 -
insignificant (trivial; futile; meaningless; unimportant; trifling; unremarkable)
triviaal; onbelangrijk; futiel; nietsbetekenend; weinigzeggend; onbenullig; onbetekenend; onbeduidend; nietszeggend-
triviaal adj
-
onbelangrijk adj
-
futiel adj
-
nietsbetekenend adj
-
weinigzeggend adj
-
onbenullig adj
-
onbetekenend adj
-
onbeduidend adj
-
nietszeggend adj
-
Translation Matrix for insignificant:
Related Words for "insignificant":
Synonyms for "insignificant":
Antonyms for "insignificant":
Related Definitions for "insignificant":
Wiktionary Translations for insignificant:
insignificant
Cross Translation:
adjective
-
not significant; not important
- insignificant → onbelangrijk; onbelangrijke
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• insignificant | → goedaardig; onbelangrijk; beuzelachtig; luizig; onbeduidend; onbetekenend; onnozel | ↔ mineur — militaire|fr Qui concerne les mines. |