English
Detailed Translations for broadly speaking from English to Dutch
broadly speaking: (*Using Word and Sentence Splitter)
- broad: breed; breedgeschouderd; uitgebreid; uitvoerig; langdradig; omslachtig; omstandig; breedsprakig; breedvoerig; wijdlopig; brede; globaal; in grote lijnen; uitgewerkt; in details; wijd
- speak: spreken; praten; communiceren; in contact staan; een conversatie hebben; kletsen; klappen; babbelen; kakelen; zwammen; kwebbelen; kwetteren; kwekken; wauwelen; snateren; uiten; uitdrukken; verwoorden; vertolken; uiting geven aan; uitdrukking geven aan; spreken over; onderwerp behandelen; aanroepen; praaien
broadly speaking:
Translation Matrix for broadly speaking:
Adverb | Related Translations | Other Translations |
- | broadly; generally; loosely |