Summary


English

Detailed Translations for assign to from English to Dutch

assign to:

assign to verb

  1. assign to (instruct; give an order)
    opdracht geven; instrueren; opdragen; instructie geven
    • opdracht geven verb (geef opdracht, geeft opdracht, gaf opdracht, gaven opdracht, opdracht gegeven)
    • instrueren verb (instrueer, instrueert, instrueerde, instrueerden, geïnstrueerd)
    • opdragen verb (draag op, draagt op, droeg op, droegen op, opgedragen)

Translation Matrix for assign to:

VerbRelated TranslationsOther Translations
instructie geven assign to; give an order; instruct
instrueren assign to; give an order; instruct
opdracht geven assign to; give an order; instruct commission someone; order someone
opdragen assign to; give an order; instruct aggravate; burden; charge; command; commission; decree; dedicate; devote; dictate; exert power; force; order; rule

Related Translations for assign to