English
Detailed Translations for hard candy from English to Dutch
hard candy: (*Using Word and Sentence Splitter)
- hard: moeilijk; zwaar; lastig; ongemakkelijk; niet makkelijk; hard; hardvochtig; ongenadig; onbarmhartig; ruw; hardhandig; onzacht; kritisch; problematisch; ernstig; kritiek; benauwd; zorgwekkend; zorgelijk; benard; hachelijk; penibel; keihard; bikkelhard; steenhard; staalhard; ijzerhard; kalkhoudend; kalkachtig
- candy: snoep; zoetigheid; snoepjes; lekkers; konfijten; schat; schatje; lieve; liefste; liefje; poepje; schattebout; snoes; scheetje; duifje; beminde; kandij; snoepgoed; zoeten; zoetmaken; suikergoed; suikerwerk; versuikeren