Linen: translate English

Summary

English to Dutch: more detail...

linen:
- linnen
- linnen; linnengoed; beddengoed; lakens; laken; beddenlaken; tafelkleedje; tafelkleed; tafellaken; beddelinnen
Wiktionary:
- linen → doek, linnen
- linen → doek, lijnwaad, linnen

English

Detailed Translations for linen from English to Dutch

the linen (cloth)
het linnen; het linnengoed
- linnen [het ~] noun
- linnengoed [het ~] noun
the linen (linen cloths; linen fabric)
het beddengoed; de lakens
- beddengoed [het ~] noun
- lakens [de ~] noun, plural
the linen (sheet; cloth)
het laken; het beddenlaken; het linnen; de lakens
- laken [het ~] noun
- beddenlaken [het ~] noun
- linnen [het ~] noun
- lakens [de ~] noun, plural
the linen (bed linen)
het beddengoed
- beddengoed [het ~] noun
the linen (table-cloth; table-cover; cloth)
het tafelkleedje; het laken; het tafelkleed; het tafellaken
- tafelkleedje [het ~] noun
- laken [het ~] noun
- tafelkleed [het ~] noun
- tafellaken [het ~] noun
the linen (bedclothes; bedding)
beddelinnen; het linnen
- beddelinnen [znw.] noun
- linnen [het ~] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
beddelinnen	bedclothes; bedding; linen
beddengoed	bed linen; linen; linen cloths; linen fabric
beddenlaken	cloth; linen; sheet
laken	cloth; linen; sheet; table-cloth; table-cover	cloth; woollen fabric
lakens	cloth; linen; linen cloths; linen fabric; sheet
linnen	bedclothes; bedding; cloth; linen; sheet	canvas; cloth; linnen
linnengoed	cloth; linen
tafelkleed	cloth; linen; table-cloth; table-cover
tafelkleedje	cloth; linen; table-cloth; table-cover
tafellaken	cloth; linen; table-cloth; table-cover
-	linen paper
Verb	Related Translations	Other Translations
laken		accuse; bear a grudge; bear malice; blame; blame someone of; discredit; harbour a grudge; hold against; rancor; rancour; rebuke; reprimand; reproach
Adjective	Related Translations	Other Translations
lakens		cloth
linnen	cloth; linen; toile

linen

noun

linen

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• linen	→ doek	↔ linge — tissu de fil ou de coton servir à l’usage du corps ou à des emplois domestiques.
• linen	→ doek; lijnwaad; linnen	↔ toile — tissu de fils de lin, de chanvre, de coton, etc.