Summary
English to Dutch: more detail...
-
occurring:
-
Wiktionary:
occurring → voorkomende - User Contributed Translations for occurring:
voorkomende
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for occurring from English to Dutch
occurring: (*Using Word and Sentence Splitter)
- occur: voorkomen; zich voordoen; plaatsvinden; voordoen; passeren; voorvallen; gebeuren; plaats vinden; geschieden; plaats hebben; verschijnen; opkomen; opduiken; opdagen; ontspinnen
- ring: ring; soort sieraad; bellen; aanbellen; piste; wielerbaan; rondje; cirkel; kring; opbellen; telefoontje plegen; iemand opbellen; ketting; keten; snoer; aaneenschakeling; telefoneren; door de telefoon praten; bonzen; kringel; kringvormig; overgaan; luiden; telefoontje; belletje; beieren; telefonisch bericht; cirkelvorm; kringen vormen
Wiktionary Translations for occurring:
occurring
adjective
-
verbogen vorm van voorkomend