Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate zustandebringen

Translate zustandebringen from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

zustandebringen:
- voor elkaar krijgen; klaarspelen; fiksen; flikken; terecht brengen

German

Detailed Translations for zustandebringen from German to Dutch

zustandebringen:

zustandebringen verb

zustandebringen (fertigbringen; schaffen; hinkriegen; fertigkriegen; hindeichseln; hinbiegen; einseifen)
voor elkaar krijgen; klaarspelen; fiksen; flikken
- voor elkaar krijgen verb
- klaarspelen verb (speel klaar, speelt klaar, speelde klaar, speelden klaar, klaargespeeld)
- fiksen verb (fiks, fikst, fikste, fiksten, gefikst)
- flikken verb (flik, flikt, flikte, flikten, geflikt)
zustandebringen
terecht brengen
- terecht brengen verb

Translation Matrix for zustandebringen:

Noun	Related Translations	Other Translations
flikken		Schokolädchen
Verb	Related Translations	Other Translations
fiksen	einseifen; fertigbringen; fertigkriegen; hinbiegen; hindeichseln; hinkriegen; schaffen; zustandebringen	ausbessern; beenden; deichseln; erledigen; erneuern; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; fixen; flicken; gutmachen; hinkriegen; innovieren; montieren; reparieren; restaurieren; vollbringen; vollenden; wiederaufbauen; wiedereinsetzen; wiederherstellen; zuendespielen
flikken	einseifen; fertigbringen; fertigkriegen; hinbiegen; hindeichseln; hinkriegen; schaffen; zustandebringen	deichseln; einem einen Streich spielen; einseifen; fertigbringen; fertigkriegen; hinkriegen; schaukeln
klaarspelen	einseifen; fertigbringen; fertigkriegen; hinbiegen; hindeichseln; hinkriegen; schaffen; zustandebringen	beenden; bewirken; durchsetzen; erledigen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollenden; vollführen; zuendespielen
terecht brengen	zustandebringen
voor elkaar krijgen	einseifen; fertigbringen; fertigkriegen; hinbiegen; hindeichseln; hinkriegen; schaffen; zustandebringen	beenden; bewirken; durchsetzen; erledigen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollenden; vollführen; zuendespielen