Translate herumpfuschen from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

herumpfuschen:
- scharrelen; aanrommelen; rotzooien; knoeien; aanrotzooien; broddelen; prutsen; aanmodderen; rommelen

German

Detailed Translations for herumpfuschen from German to Dutch

herumpfuschen
scharrelen; aanrommelen; rotzooien; knoeien; aanrotzooien
- scharrelen verb (scharrel, scharrelt, scharrelde, scharrelden, gescharreld)
- aanrommelen verb
- rotzooien verb (rotzooi, rotzooit, rotzooide, rotzooiden, gerotzooid)
- knoeien verb (knoei, knoeit, knoeide, knoeiden, geknoeid)
- aanrotzooien verb (rotzooi aan, rotzooit aan, rotzooide aan, rotzooiden aan, aangerotzooid)
herumpfuschen (vor sich hin machen; stümpern; herumkramen; herumbasteln; pfuschen; herumfingern; herumdoktern)
broddelen; prutsen
- broddelen verb (broddel, broddelt, broddelde, broddelden, gebroddeld)
- prutsen verb (pruts, prutst, prutste, prutsten, geprutst)
herumpfuschen (basteln; pfuschen; stümpern; baggern; wirbeln; fummeln; einenWirbelschlagen; rauhabhobeln; rasseln; trommeln; herumfingern; herumdoktern)
prutsen; aanmodderen; rommelen
- prutsen verb (pruts, prutst, prutste, prutsten, geprutst)
- aanmodderen verb
- rommelen verb (rommel, rommelt, rommelde, rommelden, gerommeld)

Verb	Related Translations	Other Translations
aanmodderen	baggern; basteln; einenWirbelschlagen; fummeln; herumdoktern; herumfingern; herumpfuschen; pfuschen; rasseln; rauhabhobeln; stümpern; trommeln; wirbeln
aanrommelen	herumpfuschen
aanrotzooien	herumpfuschen
broddelen	herumbasteln; herumdoktern; herumfingern; herumkramen; herumpfuschen; pfuschen; stümpern; vor sich hin machen
knoeien	herumpfuschen	beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; kleckern; manschen; panschen; pfuschen; schmieren; schweinigeln; stümpern; verschmutzen; verunreinigen
prutsen	baggern; basteln; einenWirbelschlagen; fummeln; herumbasteln; herumdoktern; herumfingern; herumkramen; herumpfuschen; pfuschen; rasseln; rauhabhobeln; stümpern; trommeln; vor sich hin machen; wirbeln	basteln; handarbeiten; herumbasteln; pfuschen; stümpern
rommelen	baggern; basteln; einenWirbelschlagen; fummeln; herumdoktern; herumfingern; herumpfuschen; pfuschen; rasseln; rauhabhobeln; stümpern; trommeln; wirbeln	grabbeln; herumkramen; kramen; stöbern; wühlen
rotzooien	herumpfuschen	fummeln; pfuschen; stümpern
scharrelen	herumpfuschen	flirten; liebäugeln mit

herumfuhrwerken; herumfummeln; herumhantieren; herumhühnern
doktern; herumbasteln; herumdoktern; herumschustern; herumstoppeln; herumwursteln