Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate auseinandernehmen

Translate auseinandernehmen from German to Dutch

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. auseinandernehmen:

German

Detailed Translations for auseinandernehmen from German to Dutch

auseinandernehmen:

auseinandernehmen verb

  1. auseinandernehmen (zerlegen; zergliedern; analysieren; sezieren)
    ontleden; uit elkaar nemen; anatomiseren
    • ontleden verb (ontleed, ontleedt, ontleedde, ontleedden, ontleden)
    • uit elkaar nemen verb (neem uit elkaar, neemt uit elkaar, nam uit elkaar, namen uit elkaar, uit elkaar genomen)
  2. auseinandernehmen (niederschlagen; zu Boden schlagen; umschlagen; umkippen)
    neerslaan; onderuithalen; omslaan; vloeren
    • neerslaan verb (sla neer, slaat neer, sloeg neer, sloegen neer, neergeslagen)
    • onderuithalen verb (haal onderuit, haalt onderuit, haalde onderuit, haalden onderuit, onderuit gehaald)
    • omslaan verb (sla om, slaat om, sloeg om, sloegen om, omgeslagen)
    • vloeren verb (vloer, vloert, vloerde, vloerden, gevloerd)
  3. auseinandernehmen (aufsperren; aufbrechen; abbrechen; )
    openbreken; kraken; losbreken
    • openbreken verb (breek open, breekt open, brak open, braken open, opengebroken)
    • kraken verb (kraak, kraakt, kraakte, kraakten, gekraakt)
    • losbreken verb (breek los, breekt los, brak los, braken los, losgebroken)

Translation Matrix for auseinandernehmen:

NounRelated TranslationsOther Translations
kraken Knarren; Krachen
onderuithalen Erniedrigen; Herunter machen; Runter machen
ontleden Analyse; analysieren
VerbRelated TranslationsOther Translations
anatomiseren analysieren; auseinandernehmen; sezieren; zergliedern; zerlegen
kraken abbrechen; aufbrechen; aufbringen; auflösen; aufreißen; aufsperren; aufstoßen; aufteilen; auseinandernehmen; dekodieren; entehen; entfesseln Häuser aufbrechen; anprangern; aufbrechen; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; dekodieren; ein krackendes Gelaut machen; entschlüsseln; entziffern; heruntermachen; kritisieren
losbreken abbrechen; aufbrechen; aufbringen; auflösen; aufreißen; aufsperren; aufstoßen; aufteilen; auseinandernehmen; dekodieren; entehen; entfesseln aufbersten; aufbrechen; ausbrechen; ausreißen; entfliehen; entkommen; entringen; entrinnen; fliehen; flüchten; freikommen; herausbrechen; hervorbrechen; losbrechen
neerslaan auseinandernehmen; niederschlagen; umkippen; umschlagen; zu Boden schlagen
omslaan auseinandernehmen; niederschlagen; umkippen; umschlagen; zu Boden schlagen hinabstürzen; kentern; niederfallen; plötzlich verändern; sich einwickeln; umblättern; umkippen; umschlagen; zu Boden schlagen
onderuithalen auseinandernehmen; niederschlagen; umkippen; umschlagen; zu Boden schlagen tackeln
ontleden analysieren; auseinandernehmen; sezieren; zergliedern; zerlegen analysieren; zergliedern; zerlegen
openbreken abbrechen; aufbrechen; aufbringen; auflösen; aufreißen; aufsperren; aufstoßen; aufteilen; auseinandernehmen; dekodieren; entehen; entfesseln bloßlegen
uit elkaar nemen analysieren; auseinandernehmen; sezieren; zergliedern; zerlegen abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen
vloeren auseinandernehmen; niederschlagen; umkippen; umschlagen; zu Boden schlagen hinabstürzen; niederfallen; umschlagen; zu Boden schlagen

Synonyms for "auseinandernehmen":








Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0472 seconds
Page rendered in 1.0 seconds