Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. definieren:
  2. Wiktionary:
Dutch to German:   more detail...
  1. definiëren:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for definieren from German to Dutch

definieren:

definieren verb (definiere, definierst, definiert, definierte, definiertet, definiert)

  1. definieren (bestimmen; festlegen; umschreiben; festsetzen; kennzeichnen)
    definiëren; bepalen; omschrijven
    • definiëren verb (definieer, definieert, definieerde, definieerden, gedefinieerd)
    • bepalen verb (bepaal, bepaalt, bepaalde, bepaalden, bepaalt)
    • omschrijven verb (omschrijf, omschrijft, omschreef, omschreven, omschreven)
  2. definieren (näher umschreiben; festlegen; bestimmen; )
    preciseren; nader omschrijven

Conjugations for definieren:

Präsens
  1. definiere
  2. definierst
  3. definiert
  4. definieren
  5. definiert
  6. definieren
Imperfekt
  1. definierte
  2. definiertest
  3. definierte
  4. definierten
  5. definiertet
  6. definierten
Perfekt
  1. habe definiert
  2. hast definiert
  3. hat definiert
  4. haben definiert
  5. habt definiert
  6. haben definiert
1. Konjunktiv [1]
  1. definiere
  2. definierest
  3. definiere
  4. definieren
  5. definieret
  6. definieren
2. Konjunktiv
  1. definierte
  2. definiertest
  3. definierte
  4. definierten
  5. definiertet
  6. definierten
Futur 1
  1. werde definieren
  2. wirst definieren
  3. wird definieren
  4. werden definieren
  5. werdet definieren
  6. werden definieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde definieren
  2. würdest definieren
  3. würde definieren
  4. würden definieren
  5. würdet definieren
  6. würden definieren
Diverses
  1. definier!
  2. definiert!
  3. definieren Sie!
  4. definiert
  5. definierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for definieren:

NounRelated TranslationsOther Translations
bepalen Anberaumen; Anordnen; Festsetzen; Vorschreiben
VerbRelated TranslationsOther Translations
bepalen bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; kennzeichnen; umschreiben ausmachen; bedingen; bestimmen; bestätigen; determinieren; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen; schätzen; taxieren
definiëren bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; kennzeichnen; umschreiben
nader omschrijven beschreiben; bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; näher beschreiben; näher umschreiben
omschrijven bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; kennzeichnen; umschreiben abbilden; beschreiben; darstellen; entwerfen; schildern; skizzieren; umschreiben
preciseren beschreiben; bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; näher beschreiben; näher umschreiben ausarbeiten; genauerumschreiben

Synonyms for "definieren":


Wiktionary Translations for definieren:

definieren
verb
  1. Wissenschaft: die Bedeutung eines Begriffs genau festlegen
definieren
verb
  1. (overgankelijk) de aard van iets in een omschrijving vastleggen

Cross Translation:
FromToVia
definieren definiëren définir — Déterminer avec précision un être, une chose, en donner la définition
definieren bepalen; bevestigen; fixeren; tuigeren; vastmaken; vaststellen; definiëren; omschrijven fixerattacher, affermir, rendre immobile, maintenir en place.



Dutch

Detailed Translations for definieren from Dutch to German

definiëren:

definiëren verb (definieer, definieert, definieerde, definieerden, gedefinieerd)

  1. definiëren (bepalen; omschrijven)
    definieren; bestimmen; festlegen; umschreiben; festsetzen; kennzeichnen
    • definieren verb (definiere, definierst, definiert, definierte, definiertet, definiert)
    • bestimmen verb (bestimme, bestimmst, bestimmt, bestimmte, bestimmtet, bestimmt)
    • festlegen verb (lege fest, legst fest, legt fest, legte fest, legtet fest, festgelegt)
    • umschreiben verb (umschreibe, umschriebst, umschreibt, umschrieb, umschriebt, umschrieben)
    • festsetzen verb (setze fest, setzt fest, setzte fest, setztet fest, festgesetzt)
    • kennzeichnen verb (kennzeichne, kennzeichnst, kennzeichnt, kennzeichnte, kennzeichntet, gekennzeichnet)

Conjugations for definiëren:

o.t.t.
  1. definieer
  2. definieert
  3. definieert
  4. definiëren
  5. definiëren
  6. definiëren
o.v.t.
  1. definieerde
  2. definieerde
  3. definieerde
  4. definieerden
  5. definieerden
  6. definieerden
v.t.t.
  1. heb gedefinieerd
  2. hebt gedefinieerd
  3. heeft gedefinieerd
  4. hebben gedefinieerd
  5. hebben gedefinieerd
  6. hebben gedefinieerd
v.v.t.
  1. had gedefinieerd
  2. had gedefinieerd
  3. had gedefinieerd
  4. hadden gedefinieerd
  5. hadden gedefinieerd
  6. hadden gedefinieerd
o.t.t.t.
  1. zal definiëren
  2. zult definiëren
  3. zal definiëren
  4. zullen definiëren
  5. zullen definiëren
  6. zullen definiëren
o.v.t.t.
  1. zou definiëren
  2. zou definiëren
  3. zou definiëren
  4. zouden definiëren
  5. zouden definiëren
  6. zouden definiëren
en verder
  1. is gedefinieerd
  2. zijn gedefinieerd
diversen
  1. definieer!
  2. definieert!
  3. gedefinieerd
  4. definiërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for definiëren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bestimmen bepalen; definiëren; omschrijven adviseren; afkondigen; afwegen; bepalen; beslissen; besluiten; bestemmen; decreteren; determineren; een ereteken geven; iets aanraden; ingeven; nader omschrijven; onderscheiden; ordonneren; overdenken; overwegen; preciseren; raden; suggereren; van elkaar onderscheiden; vaststellen; verordenen; verordineren
definieren bepalen; definiëren; omschrijven nader omschrijven; preciseren
festlegen bepalen; definiëren; omschrijven afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bepalen; beslissen; besluiten; boekstaven; constateren; contracteren; determineren; inrichten; installeren; nader omschrijven; omlijnen; op spaarrekening vastzetten; preciseren; te boek stellen; uitstippelen; uitzetten; vastbinden; vastleggen; vastsjorren; vaststellen; vastzetten
festsetzen bepalen; definiëren; omschrijven bepalen; beslissen; besluiten; determineren; detineren; gevangen zetten; gevangenhouden; in hechtenis houden; interneren; isoleren; nader omschrijven; op spaarrekening vastzetten; opsluiten; preciseren; vasthouden; vaststellen; vastzetten
kennzeichnen bepalen; definiëren; omschrijven aankruisen; branden; brandmerken; inbranden; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; keurmerken; markeren; merken; tekenen; typeren; van stigma's voorzien
umschreiben bepalen; definiëren; omschrijven afschilderen; beschrijven; omschrijven; schetsen

Wiktionary Translations for definiëren:

definiëren
verb
  1. (overgankelijk) de aard van iets in een omschrijving vastleggen
definiëren
verb
  1. Wissenschaft: die Bedeutung eines Begriffs genau festlegen

Cross Translation:
FromToVia
definiëren definieren; abgrenzen définir — Déterminer avec précision un être, une chose, en donner la définition
definiëren befestigen; festsetzen; fixieren; bestimmen; definieren; festlegen fixerattacher, affermir, rendre immobile, maintenir en place.