Summary
German
Detailed Translations for strömend from German to Dutch
strömend:
Translation Matrix for strömend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
vlot | Floß; Flöße; Holzfloß | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
vloeiend | fließend; flüssig; strömend | |
vlot | fließend; flüssig; strömend | fesch; flink; flott; geschwind; hastig; im Trend; leicht; modisch; mödisch; mühelos; rasch; schick; schlechthin; schleunig; schnell; spritzig |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
stromend | fließend; flüssig; strömend | |
vliedend | fließend; flüssig; strömend |
strömen:
-
strömen (fließen)
-
strömen (fließen)
-
strömen (in Strömen nierderstürzen; triefen)
-
strömen (wellenförmig; fließen)
-
strömen (sturzregnen; gießen; schütten; in Strömen regnen)
Conjugations for strömen:
Präsens
- ströme
- strömst
- strömt
- strömen
- strömt
- strömen
Imperfekt
- strömte
- strömtest
- strömte
- strömten
- strömtet
- strömten
Perfekt
- habe geströmt
- hast geströmt
- hat geströmt
- haben geströmt
- habt geströmt
- haben geströmt
1. Konjunktiv [1]
- ströme
- strömest
- ströme
- strömen
- strömet
- strömen
2. Konjunktiv
- strömte
- strömtest
- strömte
- strömten
- strömtet
- strömten
Futur 1
- werde strömen
- wirst strömen
- wird strömen
- werden strömen
- werdet strömen
- werden strömen
1. Konjunktiv [2]
- würde strömen
- würdest strömen
- würde strömen
- würden strömen
- würdet strömen
- würden strömen
Diverses
- ström!
- strömt!
- strömen Sie!
- geströmt
- strömend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for strömen:
Synonyms for "strömen":
Dutch
Detailed Translations for strömend from Dutch to German
stromend:
Translation Matrix for stromend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
fließend | stromend; vliedend; vloeiend; vlot | lopend |
flüssig | stromend; vliedend; vloeiend; vlot | liquide; vloeibaar |
strömend | stromend; vliedend; vloeiend; vlot |
stromen:
Conjugations for stromen:
o.t.t.
- stroom
- stroomt
- stroomt
- stromen
- stromen
- stromen
o.v.t.
- stroomde
- stroomde
- stroomde
- stroomden
- stroomden
- stroomden
v.t.t.
- heb gestroomd
- hebt gestroomd
- heeft gestroomd
- hebben gestroomd
- hebben gestroomd
- hebben gestroomd
v.v.t.
- had gestroomd
- had gestroomd
- had gestroomd
- hadden gestroomd
- hadden gestroomd
- hadden gestroomd
o.t.t.t.
- zal stromen
- zult stromen
- zal stromen
- zullen stromen
- zullen stromen
- zullen stromen
o.v.t.t.
- zou stromen
- zou stromen
- zou stromen
- zouden stromen
- zouden stromen
- zouden stromen
en verder
- ben gestroomd
- bent gestroomd
- is gestroomd
- zijn gestroomd
- zijn gestroomd
- zijn gestroomd
diversen
- stroom!
- stroomt!
- gestroomd
- stromend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de stromen
Translation Matrix for stromen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Schwalle | stromen | golven; vloeden |
Ströme | stromen | rivieren; vloeden |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fließen | lopen; stromen; vloeien | deinen; golven; golvend bewegen; in stralen lopen; resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in; vloeien |
strömen | lopen; stromen; vloeien | gieten; golven; golvend bewegen; gulpen; gutsen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; plenzen; stortregenen; vloeien |