Unterhaltung: translate German

Summary

German to Dutch: more detail...

Unterhaltung:
- gesprek; conversatie; amusement; vermaak; verstrooiing; vermakelijkheid; vertier
Wiktionary:
- Unterhaltung → amusement
- Unterhaltung → vertier, amusement, gesprek, vermaak, recreatie, ontspanning, recreaasje, afleiding, verzet, verstrooiing, schik

German

Detailed Translations for Unterhaltung from German to Dutch

die Unterhaltung (Konversation; Gespräch; Geplauder; Dialog; Talk)
het gesprek; de conversatie
- gesprek [het ~] noun
- conversatie [de ~ (v)] noun
die Unterhaltung (Vergnügen)
het amusement; het vermaak; de verstrooiing; de vermakelijkheid; het vertier
- amusement [het ~] noun
- vermaak [het ~] noun
- verstrooiing [de ~ (v)] noun
- vermakelijkheid [de ~ (v)] noun
- vertier [het ~] noun
die Unterhaltung (Unterhaltungen)
het gesprek
- gesprek [het ~] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
amusement	Unterhaltung; Vergnügen
conversatie	Dialog; Geplauder; Gespräch; Konversation; Talk; Unterhaltung
gesprek	Dialog; Geplauder; Gespräch; Konversation; Talk; Unterhaltung; Unterhaltungen	Auseinandersetzung; Aussprache; Debatte; Diskussion; Gespräch; Konversation; Streitgespräch; Unerhaltung; Unterredung
vermaak	Unterhaltung; Vergnügen
vermakelijkheid	Unterhaltung; Vergnügen	Drolligkeit; Spaßmacherei; Witzigkeit
verstrooiing	Unterhaltung; Vergnügen	Entspannung; Erholung; Rekreation
vertier	Unterhaltung; Vergnügen

Unterhaltung

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Unterhaltung	→ vertier; amusement	↔ amusement — entertainment
• Unterhaltung	→ gesprek	↔ conversation — talking
• Unterhaltung	→ vermaak; amusement	↔ entertainment — activity designed to give pleasure or relaxation
• Unterhaltung	→ recreatie; ontspanning; recreaasje	↔ recreation — activity that diverts, amuses or stimulates
• Unterhaltung	→ afleiding; ontspanning; verzet; verstrooiing; schik; vermaak; amusement	↔ détente — diminution progressif de la pression d’un gaz ou d’une vapeur qui augmenter de volume, ou bien de la tension d’un ressort qui revient à son équilibre.
• Unterhaltung	→ afleiding; ontspanning; verzet; schik; vermaak; amusement	↔ récréation — Occupation, exercice qui fait diversion au travail et qui sert de délassement.